Kotsmisselijk in Kuala Lumpur
Effe een kort berichtje dit keer, want ik verblijf momenteel voornamelijk in het toilet van mijn hotel in Kuala Lumpur. Ik zal jullie de details besparen, maar ik geloof dat ik weet wat onze kotsende Roos moet doormaken.
Voordat ik naar Kuala Lumpur vertrok, heb ik nog even een lekker plekje opgezocht. Het eilandje Pulau Pangkor is onder de locals een van de meest geliefde eilandjes van Maleisië.. Geen 'bounty-eilandje' met parelwitte stranden en een azuurblauwe zee, maar een knus eilandje en het was dan ook goed vertoeven. Ik heb vrij weinig gedaan, een scooter gehuurd, verlate strandjes bezocht en vooral lekker en goedkoop vis gegeten in een van de kleine dorpjes.
Maar na luieren komt de dag dat je weer moet reizen. En zo zit ik dan in Kuala Lumpur. Van de stad heb ik nog niets gezien omdat ik in een van de laatste airco-bussen een kou heb gevat, want ik ben echt zo ziek als een hond. Maar het is echt wel wat anders dan de dorpjes die ik onlangs heb bezocht. Het is haast niet te bevatten dat dit in 1860 door mijnwerkers als nederzetting begonnen is. Modderige rivier betekent het....
Sorry.. ik moet weer effe een sprintje trekken naar de plee.
Geen lowlands, maar highlands
Cameron Highlands is het beroemdst. Het betekent de groenteschaal wordt genoemd. Je merkt wel dat je tussen de bergen zit, want het is een stuk koeler dan de afgelopen weken. Ik kan mij dan ook best voorstellen dat de English Upperclass hier kwam om wat verkoeling te zoeken. Het is ook zo mooi groen hier. Overal waar je kijkt zie je groene hellingen. Prachtig. Het doet eigenlijk ook een beetje Alpenachtig aan. In de bergen staat ook een resort wat gewoon een Zwitsers ski-hotel had kunnen zijn. Een hele andere kant van Maleisië is dit. Ook de accommodatie die ik gevonden heb ademt een koloniale sfeer uit. Het past perfect in deze setting, hoewel het af en toe ‘nep' lijkt alsof je op een filmset loopt.
Na een vroege avond volgt een drukke excursie dag. Na het ontbijt in een lekker kitscherige eetzaal worden we door onze gids, de goedlachse Indiër 'Subramaniam', kortweg 'Maniam' opgehaald. We rijden eerst naar de uitgestrekte theevelden terwijl Maniam over de geschiedenis van de theeplantjes en de omgeving vertelt. Hierna zijn we naar het viewpoint gereden waar we een geweldig en enorm weids uitzicht over de omgeving hebben. Op de terugweg ben ik blij dat ik goede schoenen aan heb, want dan duiken we de jungle van Mossi Forrest in en de paden zijn nog wel eens glibberig. Na deze wandeling is het tijd voor thee en gaan we naar een beroemde theefabriek de Boh Tea Estate en krijgen we een rondleiding en een kopje thee. Natuurlijk. Na een bezoek aan de vlinderboerderij, die ik niet echt bijzonder vond, gaan we weer terug naar ons hotel. En natuurlijk is het ook dan tijd voor een lekker kopje thee, High Tea wel te verstaan. En dat was een perfecte afsluiting.
Taman Negara; bedbugs en bloedzuigers
Na dit familiebezoekje heb ik mijn reis voortgezet naar de Taman Negara, wat Maleisisch is voor Nationaal Park. Het is de grootste van het land en een van de oudste van de wereld. Na wat gezoek en diverse teleurstellingen kon ik samen met nog een paar reizigers mijn intrek nemen in een eenvoudig en wat smoezelig huisje. Maar ja, ik was al blij een plekje te hebben. Gesettled en al ging ik met wat reizigers de boel verkennen en hebben we wat gegeten bij een knus floating restaurant.
Ik dacht lekker uit te kunnen rusten die nacht, maar werd halverwege de nacht wakker gegild door Marleen, een van de Nederlandse reizigers. Ze had overal jeuk en ze zag er niet uit. Gelukkig is ze weer in slaap gevallen. Pas ´s ochtends werd duidelijk dat ze echt flink te grazen was genomen door de bedbugs. Haar lichaam was een grote bult. Dat was even zuchten, want ik had het ook kunnen zijn!
De volgende dag ben ik met mijn permit en al naar het park gegaan, waar ik dan eindelijk de jungle in mocht. Na een stukje kom je bij een canopy walkway, die wel 400 meter lang is. Dit is een touwpad dat hoog in de bomen gespannen is. Je loopt dan eigenlijk over planken die aan weerszijden beveiligd wordt door een net van touw. Ik hoorde dat de walkway iedere dag geïnspecteerd wordt, gelukkig maar, want soms loop je 20 meter en soms wel 40 meter boven de grond! Het was wel een leuke ervaring, want doordat je zo hoog zit schiet er steeds een dier voorbij. Dan een aap en dan een eekhoorn. Die middag heb ik een boottocht op de Tahanrivier gemaakt. Een hele smalle rivier die ook nog eens ondiep is. Uiteindelijk stopte we en kon ik het oerwoud weer in. En dan zie je ineens een prachtige waterval. Ook heb ik mij nog even laten meeslepen door de stroom van de rivier. Natuurlijk na eerst grondig nagevraagd te hebben dat er echt geen krokodillen waren...
's avonds heb ik met de Marleen en Anneke gegeten. Bedbug Marleen vertelde over haar doktersbezoek en dat ze haar een spuitje wilde geven en uiteindelijk een tas vol pillen hebben gegeven.... Het was al met al een raar bezoek.
De tweede dag ben ik samen met Marleen en Anneke naar de grotten geweest. De kikkers die daar waren, waren enorm. We moesten door de nauwste gangetjes die ook nog eens bewoond werden door miljoenen vleermuizen. Daar kreeg ik nu echt de kriebels van. Alleen dit keer was Anneke de pineut, want er waren ook bloedzuigers en ze kwam hevig bloedend uit de grotten. Bloedzuigers klampen zich aan je vast, injecteren je met een anti-stollingsmiddel, en zuigen je vervolgens leeg. Lekker verhaal hè?:) Maar de lokale bevolking ziet alleen maar het goede ervan. Dat het je bloed zou zuiveren...
's middags heb ik nog een excursie naar Orang Asli Village gedaan. De vrouwen lopen daar zonder bovenstukjes, maar trekken gauw een shirt aan als ze ons zien. Ook de baas van het dorp doet gauw een
overhemd aan. Het is wel een lekker eenvoudig gebeuren. Boven een vuurtje worden wat visjes geroosterd. Een kind speelt met een jong poesje. Vrouwen maken van bamboe een haarkam. Mannen zijn bezig
met het maken blaaspijpen en pijltjes (rapids). Anderen liggen lui achterover in hun hut. Het zijn net een groep zigeuners, want als er wat gebeurt, dan vertrekken ze. Bijvoorbeeld het overlijden
van een stamlid kan aanleiding zijn om te verkassen. Om die reden worden de hutten van palmbladeren gemaakt en staan ze er in twee uurtjes! En het hele dorp is niet meer dan 10 hutten. De Orang
Asli zijn self supporting en vissen en jagen met hun blaaspijpen, waar we ook een demonstratie van kregen. De pijltjes, soort satéstokjes worden in gif gedoopt en gebruikt voor het jagen op vogels
en apen, hun voornaamste vleesbron.
Die avond heb ik eerst goed gecheckt wat er op mijn bord lag....
De kakak van de familie
Na mijn geluier heb ik besloten dat ik wel eens het echte leven van de Malay wil meemaken. Ik had een paar Nederlanders gesproken die dit ook hadden gedaan en dat was goed bevallen, dus waarom niet.
Vanuit Kuala Terengganu ben ik naar mijn gastgezin gebracht, wat ongeveer een uurtje rijden was. De vader en moeder spraken gelukkig een aardig woordje Engels en gaven mij een warm welkom
(misschien logisch als je weet wat ze betaald krijgen...;-)) Dit welkom werd versterkt met de woorden, 'Selamat Datang', welkom in het Maleisisch. Hun huis is natuurlijk niet een van de slechtste
woningen, hoewel dat misschien wel een eerlijker beeld zou geven. Maar ach, voor deze redelijk luxe en nette woning deed ik het ook wel. Ik werd gelijk opgenomen in het gezin en 'kakak' genoemd,
wat zus betekend. Ze wilden ook dat ik mij helemaal tot de familie voelde en daarom moest ik ook de oudere gezinsleden met oom en tante aanspreken. Dat was best wel even wennen, want ze gaan zo
liefdevol met elkaar om dat je je een indringer voelt. Enfin, die eerste dag was het vooral wat kletsen en spelen. Zo heb ik gevliegerd en een bordspel ‘congkok' gespeeld.
De tweede dag ben ik meegenomen voor een relaxed tochtje over de rivier. Echt midden in de natuur en de krijsende aapjes kijken je nieuwsgierig aan terwijl ze door de takken slingeren. Ook had ik
een varaan kunnen zien op de modderige oever, maar dat is mij gelukkig bespaard gebleven. Onderweg kreeg ik een eenvoudige lunch en kon ik zien hoe ontspannen en rustig het leven zich hier
afspeelt. Geen gehaast en gedoe. Heerlijk. In een van de winkeltjes heb ik dodol sweets gekocht, gemaakt van suikerriet. Echt iets voor Marco, zo mierzoet dat je vullingen er uitvallen. Na een
bezoek aan een loom vissersplaatsje, er gebeurde echt haast niets, gingen we weer terug naar het gastgezin, waar ik nog een nachtje mocht verblijven. Het originele plan was dat ik in een resort zou
blijven, maar daar had ik geen zin in. Gelukkig vond de familie het ook leuk als ik nog even zou blijven. Tja, ik ben tenslotte een kakak van de familie.
Bye Bye Thailand, Hello Malaysia!
Ik zit, wederom, op een betoverend eilandje. Maar nu niet in Thailand, maar in Maleisië Ik heb er de tijd voor genomen en ben de afgelopen week via Tumpat, Kota Bharu en Kuala Terenganu naar het bounty eiland Pulau Perhentian Kecil gereisd!
Ik heb verschillende vervoersmiddelen geprobeerd, waaronder een jungle trein van Tumpat naar Kota Baru. Het hele traject heeft slechts één spoor en elke keer als er gestopt wordt, komen er verkopers langs met diverse snacks. Kota Bharu is de hoofdstad van de islamitische deelstaat Kelantan. Kelantan is een deelstaat waar tijden lang een moslim oppositie aan de macht is geweest, dit zie je duidelijk terug in het dagelijkse straatbeeld. Veel hoofddoekjes dus
Maar 's avonds is er ook weinig te beleven en alcohol kun je er zeker niet vinden. Hierna ben ik doorgereisd naar Kuala Terenganu. In dit plaatsje heb ik mij opgegeven voor een echte turtle watch. M.a.w. je word slaperig uit bed gehaald om te zien hoe jonge schildpadjes aan land komen en hoe er eieren worden gelegd. Het lijkt allemaal heel beschermd, maar dat valt tegen als je de volgende dag schildpadden-eieren op de markt ziet liggen. Het zou een delicatesse zijn, maar mijn maag draaide zich behoorlijk om. Misschien vergelijkbaar met jouw misselijkheid Roos? In deze plaats is van alles te zien, van handwerken tot paleizen en diverse musea. Ik heb e.e.a. bezocht, maar daar zal ik jullie niet verder mee vermoeien.Nu zit ik dus op het kleine Pulau Perhentian eiland, want daar staat kecil voor. Er is ook nog een groot eiland, Besar en beide eilanden zijn goed vertoeven en ideaal om te snorkelen en duiken. De boottocht er naar toe is al een belevenis. Ik moet een zwemvest aan doen, wat ik eigenlijk wat onzinnig vond. Maar wat een golven. 3 meter hoog, en dat moet ik in dit kleine bootje met een behoorlijke snelheid een half uur volhouden. De boot knalt over het water en maakt regelmatig een vrije val van 2 meter. Dit is een attractie op zich. Een zwemvest was dus toch geen overbodige luxe. En ondanks dat heb ik nog 2 dagen spier- en rugpijn.
Ik heb een geweldig resort en geniet met volle teugen. De onderwaterwereld van Maleisië is ook prachtig en de golven zijn zo krachtig dat je de zee in wordt gezogen. Aan de andere kant van het eiland zijn er vrijwel geen golven, dus daar ben ik maar gaan snorkelen. Een Nederlands stel had daar bij het snorkelen al snel een kleine haai gezien en tot mijn verbazing zag ik er ook gelijk eentje. Zo mooi. En eng! Naast de waterpret vermaak ik mij met wandelen, lezen en luieren. En eerlijk is eerlijk, af en toe een beetje piekeren. Want ik heb het er nog steeds moeilijk mee. Zeker als ik zo alleen ben en stelletjes om mij heen zie....gelukkig kreeg ik weer een mail van Kevin. Hij gaat al weer snel naar huis en heeft mij uitgenodigd om langs te komen. Tja, en dat geeft de burger weer moed want ik wil hem graag snel terug zien. Hopelijk is hij net zo leuk als in mijn dromen....
Tropische verrassing Phi Phi island
Sorry, sorry. Het is natuurlijk niet netjes dat ik een week niets van mij heb laten horen, maar het gaat echt goed met me. Ja, ik heb een dipje gehad en ik heb ook echt overwogen om terug naar Nederland te komen. Zeker nu Roos zich zo rot voelt door haar zwangerschap vind ik soms dat ik niet zo egoïstisch moet zijn. Gelukkig is deze fase weer voorbij en heb ik al weer wat kilometertjes achter de rug en heb ik na een rustpauze in Chiang Mai mijn reis weer opgepakt en ben ik inmiddels op het Phi Phi eiland, ja ja het eiland van The Beach met Leonardo. Een eiland(je) van slechts 28 km2, dat ongeveer 2 uur varen van de kust ligt. In eerste instantie was ik wel even gechoqueerd, want de haven lag vol met pleziervaartuigen en het was behoorlijk vervuild. Met andere woorden wat minder paradijselijk dan de beschrijving in het boek en alle plaatjes die ik gezien heb. Het viel mee, want van daaruit was het nog een stuk varen naar resort. Dat ligt aan het hagelwitte strand van Laem Hin. Tot aan de kust vaart het bootje echter niet en moet ik het laatste stukje door het water lopen. Het resort is prima, hoewel de hutjes een beetje gedateerd zijn. Maar het uitzicht is prachtig en ik onderneem van alles. Ik heb al een tocht gemaakt om op zee te snorkelen, en dat snorkelen gaat mij, met dank aan de training van mijn Aussie, goed af. Hoewel.....af en toe gaat het mis en dan krijg ik weer zo'n sloot zeewater naar binnen. De boot waar onze groep mee vaart is nogal wiebelig en ik ben blij dat we niet te ver hoeven. Het water is maar enkele meters diep en op de bodem liggen grote schelpen. De kleurrijke vissen zwemmen in grote groepen tussen het koraal rond. Zo ontdek ik onder andere de voor deze gebieden zo bekende koraalknagers en Bannerfish. Wat is de onderwaterwereld toch prachtig. Enkele tientallen meters verderop ligt een speedboot waar vanaf de vissen gevoerd worden. Ik krijg een paar stukjes brood en dat zorgt ervoor dat ik al snel door honderden felgekleurde visjes word omsingeld en die eten mij het brood echt uit mijn hand. En soms lijken het net hondjes en bijten ze een beetje. Een geweldige ervaring en dat geldt ook voor het aan boord klimmen. Dat bootje is zo wiebelig dat het lijkt alsof ie omslaat. Dit gebeurt natuurlijk niet en we komen weer veilig terug.
Zo hier houd ik het even op. Volgende keer meer.
Groetjes van een uitgeruste Lynn
Akha vrouw; masseuse voor de toerist én haar vee
In de bergen leven zoveel bergstammen, dat het onmogelijk is om ze allemaal te bezoeken. Zo zijn er de Lahu, Yao, Hmong, en Lawa. Dat zijn de grotere bergstammen. En dan zijn er zoals de Palong ook nog wat kleinere stammen, te weten Khamsu, Mlabri en Thins. Maar ook de Longnecks, een substam van de Karen. Maar ze zitten echt verspreid over een groot gebied. Gelukkig wist Wiset wist nog een interessant Akha dorp en wilde mij daar wel heen brengen. Een dorp waar hij eigenlijk zelden kwam omdat de groepen daar vaak te groot voor waren. Ik voelde mij dan zeer vereerd dat ik deze stam kon ontmoeten.
Net als de meeste bergstammen zijn de Akha's nomaden. Deze stam heeft haar wortels in Tibet en hier in Chiang Mai leven er zo'n 20.000 van. Het is een hele aparte groep, zelfs de meest primitieve stam die er bestaat. Maar hun prachtige klederdracht wordt erg gewaardeerd en daardoor zijn ze ook populair. Helaas koop je niets met populariteit, want het gaat al jaren niet goed met de Akha's. Zo heeft ongeveer de helft van de Akha stammen geen Thais staatsburgerschap en hebben ze geen toegang tot overheidsvoorzieningen en kunnen ze niet vrij door Thailand reizen. Daarnaast moeten ze steeds meer inleveren en neemt de discriminatie, armoede, analfabetisme en drugshandel- en verslaving toe. Ook de onwetendheid, naïviteit en armoede maken de jonge Ahka-meisjes een gemakkelijke prooi voor ronselaars. Met mooie beloftes worden zij naar de grote stad gelokt en belanden daar in de prostitutie. Als zij na enkele jaren terugkeren naar hun dorp zijn zij vaak HIV besmet, zonder zich daar overigens zelf van bewust te zijn. Ze trouwen in hun dorp en besmetten anderen. In de geïsoleerde dorpen van de bergvolken treft men een relatief hoog percentage HIV-besmette personen.
Met deze informatie bezocht ik dus een van deze dorpen..... Het dorp zag er zeer grauw uit. Het leek wel of de huizen de kleur van de modder hadden aangenomen. Er was verder geen kleur te bekennen. Via een prachtig uit hout gesneden toegangspoort glibberden we het dorp binnen. Her en der waren mannen aan het praten, kinderen aan het spelen en vrouwen aan het werk. De vrouwen daarentegen gaven wel wat kleur met hun mooie mutsen met zilveren muntjes, trossen belletjes en andere kettinkjes. De kleding die ze dragen zag er ietwat verwassen uit en bestaat uit een zwarte wijde broek met hierover heen een korte rok en daarboven zwart jasje met geborduurde manchetten en revers. Maar wat zijn deze vrouwen mager en zien ze er oud uit. Ik verbleef in een van de hutjes op palen, terwijl de Akha mannen mij vanaf de andere kant in de gaten hielden.
Tijdens het eten vertelde Wiset dat er steeds meer wordt gedaan om de vrouwen een beter bestaan te geven. Gelukkig maar, want ze hebben een slecht leven. Want ook hier doen de vrouwen al het werk. Op het land, het verzorgen van de dieren en indien nodig commerciële activiteiten zoals handgemaakte spullen verkopen of het verzorgen van massages. En na een dag hard werken kunnen ze niet eens de rivier in plonsen omdat ze bang zijn dat de stroming de goede geesten in de muts zou wegspoelen. Daarom wonen ze ver weg van stromend water. En 's avonds masseren ze naast toeristen ook het vee om malser vlees te krijgen. En dat terwijl manlief lekker op zijn kont zit te roken. Maar hij is best genereus. Éénmaal per jaar mag de vrouw iets speciaals. Met Nieuwjaar mag ze met een andere man slapen. Over goede voornemens gesproken;-)
Palong, een kleurrijke stam
De derde dagben ik geheel alleen met Wiset op pad gegaan. De andere groepsgenoten zagen het niet meer zitten. De een was ziek geworden, wat mij niet verbaast als je zo weinig drinkt en alles vies en eng vindt. Dus die gingen op eigen gelegenheid, begeleid door een Lisu-man, terug. Hoera!
En wij dus door naar de volgende bergstam. Ook nu was het pad smal en erg begroeid, maar zo met de gids alleen liep het een stuk beter door. We hoefden niet steeds te wachten op die twee oudjes. Ideaal. Al snel bereikten we dan ook het dorp van de Palong stam. Weer een zeer kleurrijk gezelschap. En vrij uniek, want er zijn maar een paar dorpjes Palong in de bergen van Chiang Mai. In ongeveer 1985 zijn ze uit Myanmar (Birma) gekomen, of eigenlijk gevlucht. De regels waren toen een stuk soepeler en konden ze zich vrij vestigen in de bergen. Iedere vrije ruimte kon je gebruiken, terwijl dat nu ondenkbaar is door de strikte regelgeving. Vandaar dat er maar weinig dorpjes van zijn. Maar wat een aangenaam volk. Hun kleding is inderdaad zeer opvallend; rode rokken, sarongs of zo, met daarboven een kort blauw jasje voorzien van belletjes, muntjes en kralen. Op heuphoogte droegen ze een brede zilveren riem met bandjes en strikjes in diverse kleuren. Het waren net een soort kettingen die ze om hadden. Om hun hoofd hadden ze een doek geknoopt. Het zag er prachtig uit en het zag er uitermate verzorgd uit. Zo netjes, zo schoon. Onvoorstelbaar als je kijkt naar hun leefomstandigheden. En wat een rust binnen het dorp. Helemaal niemand die je wat wilde verkopen. Nee, deze mensen bleven hun ding doen. Het was dan ook een verademing om hier de nacht door te brengen. Niet dat de woonomstandigheden heel anders waren. Nee, ook hier sliepen de huisdieren onder het huis. Gelukkig gingen die op tijd op stok!